Maximale lengte 60 cm, meestal 30-40 cm. Kleur zilvergrijs, witachtige buik, een aantal donkere banden over de flanken; rug en anaalvin zwart, kieuwen crèmekleurig door de afwezigheid van rode bloedlichaampjes. Langgerekte vis die boven afgeplat is. De kop maakt ongeveer een derde van de totale lengte uit en is enigszins lepelvormig. De tweede rugvin is […]
INT (Alosa finta).
Maximale lengte 60 cm. Blauwgrijze rug, goudbruine kop, zilverwitte flanken en buik. Het aantal kieuwboogaanhangsels (altijd geteld op de eerste kieuwdeksel) bedraagt 40-60, bij de elft 80-130. Meestal één rij van 2 tot 8 donkere vlekken of stippen hoog boven de borst- en buikvinnen. Deze vlekken kunnen ontbreken, hetgeen vaak tot verwarring met de elft […]
KABELJAUW, GAFFEL-, SLUISMEESTER (Pycis blennoides).
Maximale lengte 75 cm, meestal 15-30 cm. Bruinachtige grijze vis, rug donkerder; de vinnen hebben een zwarte rand. De buikvinnen zijn zeer lang. Twee rugvinnen, waarvan de eerste sterk gereduceerd is, en een anaalvin. Komt voor tussen 150-300 m, soms ondieper (noordelijke Noordzee). Bodemdier dat zich voedt met garnaalachtigen en kleine vis. Paaitijd in de […]
KABELJAUW, GUL (Gadus morhua).
(Gul = jonge vis). Maximale lengte 1,9 m, meestal 50-80 cm. Rug en flanken variabel van kleur, meestal groenbruin met vlekken; buik wit. Opvallende witte zijlijn, die gebogen is boven de borstvinnen. Drie rug- en twee anaalvinnen. Kindraad. Leeft in scholen, meestal nabij de bodem. Een trekkende vis die grote afstanden kan afleggen. Beroemd is […]
KABELJAUW, POOL- (Boreogadus saida).
Maximale lengte 32 cm, meestal 12-16 cm. Geelbruine tot donkerbruine rug, soms met paarsachtige weerschijn; zilverkleurige buik. De drie rugvinnen en twee anaalvinnen. Trekt brakke riviermondingen binnen, komt echter vooral voor langs de rand van het drijfijs. Leeft in scholen. Voedt zich met plankton. Paaitijd januarifebruari, wanneer de temperatuur nog onder 0°C ligt. Voorkomen/vangst: Witte zee, […]
KAMMER
Zie baars, tand-.
KARPER (Cyprinus carpio).
Maximale lengte 120 cm. Rug meestal bruin tot bruingroen; koperkleurige flanken. Rugvin donker, overige vinnen roodachtig. Vier tastdraden, twee korte op de bovenlip, één langere bij elke mondhoek. Rugvin lang, met aan het begin een stevige stekel. Een zoetwaterkweekvis bij uitstek; in onze streken vooral voor de sportvisserij. Vele ondersoorten en rassen. In het Nederlands […]
KARPER, GRAS- (Ctenopharyngodon idella).
Maximale lengte 120 cm. Rug donker groenbruin, koper kleurige flanken met donker omlijnde schubben; vinnen grijsbruin. Slank lichaam met grote, brede kop en kleine ogen. Brede eindstandige bek, waarvan de mondhoeken tot aan de ogen reiken. Plant zich in West-Europa niet voort, door te lage watertemperaturen. De eieren drijven in de snelstromende rivieren en worden […]
KARPER, KROES- (Carassius carassius).
Maximale lengte 50 cm. Rug olijfgroen tot roodbruin, koperkleurige flanken; borst- en buikvinnen en anaalvin bronskleurig. Lange rugvin met aan het begin een stevige stekel. Komt vooral in stilstaand water voor. Paaitijd mei tot juli. Meestal dierlijk voedsel. Voorkomen/vangst: Engeland (niet Ierland, Schotland en Wales), NoordFrankrijk, België en Nederland (algemeen), Duitsland, Oost-Europa (in Rusland tot […]
KARPER, STEEN-, GIEBEL (Carassius auratus).
(Goudvis). Maximale lengte 30 cm. Rug en bovenzijde van de flanken groenbruin, onderzijde van de flanken licht koperkleurig tot zilverwit; buik wit. Lange rugvin met aan het begin een stekel. De goudvis is een bekende variant, ontstaan uit kweekproeven van de Chinezen, nu reeds vele eeuwen geleden. Voorkomen/vangst: Oor spronkelijk afkomstig uit Oost-Azië en Siberië, […]
KARPER, ZEE- (Spondyliosoma cantharus).
Maximale lengte 60 cm, meestal 20-30 cm. Hoog, zijdelings afgeplat lichaam, kleine kop. Rug donkergrijs, flanken zilvergrijs met talrijke bruine lengtestrepen. Kustbewoner; jonge dieren tot 50 cm diepte, volwassen dieren tot 300 m. Op rotsige en zandige bodems. Leeft tamelijk afgezonderd, maar soms ook in grote scholen. Alleseter. Paaitijd februari-maart. Voorkomen/vangst: Algemeen in de Middellandse […]
Katadroom
Vissen die in zoet water worden geboren en hun volwassen leven in zee doorbrengen, waarna ze terugkeren naar hun geboortegronden in het zoete water om te paaien (bijv. zalm).