Zie makreel, goud-
GRIET (Scophthalmus rhombus).
Griet heeft een maximale lengte 75 cm. Gepigmenteerde (linker-)zijde zandkleurig tot bruin met vele donkere vlekjes en stippen. Griet is een magere platvis en behoort tot de familie van de tarbotachtigen. Brede, stevige vis. Lichaam citroenvormig (tarbot rond), grote kop en grote gebogen bek. Ogen op linkerzijde lichaam bezet met kleine schubben, geen benige knobbels. […]
GRONDEL, GLAS- (Aphia minuta).
Maximale lengte 6 cm. Doorschijnend lichaam, zodat de wervelkolom en de ingewanden te zien zijn. Schuin naar boven gerichte bek. Wordt waarschijnlijk niet ouder dan één jaar. Voedt zich met kleine garnaalachtigen (aasgarnaal), zeepokkenlarven en algen. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van de westelijke Oostzee en Trondheim in Noorwegen tot Marokko; Middellandse en Zwarte Zee.
GRONDEL, ZWARTE (Gobius niger).
Maximale lengte 17 cm. Lichaam bruin tot donkerbruin met donkere vlekken op rug en bovenzijde van de flanken. Onderkant van de kop met donker pigment. Lichaam breder dan bij de meeste grondelsoorten. Bases van de twee rugvinnen raken elkaar. De buikvinnen zijn aaneengegroeid tot een orgaan waarmee het dier zich in niet te snel stromend […]
GROOTOOGTANDBRASEM
Zie brasem, grootoogtand-.
GROOTOOGTONIJN
Zie tonijn, grootoog-.
GROUPER, GOUDEN (Epinephelus alexandrinus).
Maximale lengte 80 cm. Jonge exemplaren roodachtig bruin met 5-7 lengtestrepen over de kieuwdeksels. Volwassen dieren grijsbruin met een goudachtige vlek op de flanken (deze verdwijnt na de dood snel). Leeft in kleine groepjes tot 300 m diepte op rotsachtige en modderbodems. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van Nigeria tot de Straat van Gibraltar, en in […]
GROUPER, GRAUWE, GEELPENS (Epinephelus guaza).
Maximale lengte 1,5 m, meestal 90 cm. Roodbruinachtig met verspreide lichte en witte onregelmatige vlekken en stippen. Jonge dieren meer getekend dan grotere exemplaren. Staartvin met een witte rand. Op rotsachtige bodem van 10-200 m diepte. Het voornaamste voedsel is inktvis, maar ook vis en kreeftachtigen. Paaitijd in de zomer (Middellandse Zee). Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische […]
GROUPER, GRIJZE (Epinephelus caninus).
Maximale lengte 1,5 m. Paars-grijsachtig van kleur, kop met 2 of 3 zwarte schuine strepen (bij grote exemplaren verdwenen). Op modderige en zandige bodems, tot 300 m diepte. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van Senegal tot Noordwest-Spanje en de Middellandse Zee (vaak verwarring met de grauwe grouper, ook bij de vissers).
GROUPER, KONINKLIJKE (Mycteroperca rubra).
Maximale lengte 80 cm. Roodachtig bruin met onregelmatige golvende lijnen en witte vlekken. Een zwart zadel over de staartwortel (vooral zichtbaar bij jonge exemplaren). Op rots- en zandbodems op een diepte van 15-200 m. Viseter. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van Angola tot Gibraltar en in de Middellandse Zee. Ook langs de kusten van Brazilië en […]
GROUPER, WITTE (Epinephelus aeneus).
Maximale lengte 1,2 m. Variabele groenachtige kleur; flanken met verticale strepen en zwarte vlekken. Komt voor op zandige bodems op 20-200 m diepte. Voedt zich met vis, inktvis en kreeftachtigen. Paait in de lente (Middellandse Zee). Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van Angola tot Engeland en Ierland; Middellandse Zee.
GUL
Zie kabeljauw.